Plantages / A / Alkmaar
Sranan Tongo Naam
Goede-Vrouw, Goedoefrouw of Godefroy
Locatie
Commewijnerivier
Grootte
500 akkers (1745); 1490 akkers (1795), 1496 akkers (1819)
Producten
Koffie (1747); Koffie en Cacao (1793); Suiker (1811); Verkaveld voor kleinschalige landbouw (1893)
Familienamen Emancipatie 1863
Omschrijving1745 Jacobus Hengeveldt
Na het gereedkomen van fort Nieuw-Amsterdam in 1746 was de commewijnerivier volledig beschermd en werden de gronden aan de monding van de rivier ontgonnen. De koffieplantage Alkmaar werd in 1745 uitgegeven aan Jacobus Hengeveldt
Jacob Hengeveldt uit Alkmaar was landmeter in Suriname, er zijn enkele fraaie kaarten van
zijn hand bewaard gebleven. Hij overleed echter al spoedig na de uitgave van de plantage.
1747 Charles Godeffroy
Zijn weduwe Catharina de Lies hertrouwde in 1747 met Charles Godeffroy.
De Duitse hugenoot Charles Godeffroy (1704-1773) mag worden beschouwd als de aanlegger
van de plantage Alkmaar. Hij heeft zich omstreeks 1730 in de kolonie gevestigd, want op 28
october van dat jaar werd hij lid van de gereformeerde kerk. Hij was in 1742 lid van de Raad van
Politie. Hij woonde slechts deeltijds op zijn plantage, de overige tijd woonde hij in een riant
huis dat hij omstreeks 1750 aan de waterkant had laten bouwen, niet ver van de Lutherse
kerk.
Gedeffroy kwam niet zomaar naar Suriname. Hij was een telg van het ambitieuze Duitse
koopmansgeslacht Godeffroy, dat zich overal ter wereld vestigde waar het economisch tij
gunstig was. De kansen in Suriname werden zó gunstig geacht, dat maar liefst 3 leden der
familie zich in Suriname vestigden: de broers Charles en Isaac, en hun neef Jaques. Zij
hielden zich intensief met het plantagebedrijf bezig.
Charles Godeffroy huwde drie maal. Zijn eerste echtgenote, Geertruida de Bakker, overleed
in 1739. Daarna volgde zijn huwelijk met Catharina de l'Jsle. Zij overleed tien jaar later, in
1757. Charles hertrouwde het jaar daarop met Elisabeth Danforth (1715-1796). Voor zover
bekend bleven alle huwelijken kinderloos.
Godeffroy overleed op 9 juli 1773 aan boord van een schip op weg van Amsterdam naar
Paramaribo. Zijn vrouw was bij hem. Hij werd op zijn plantage Alkmaar begraven, achter
het grote plantagehuis. Het huis bestaat niet meer, maar het graf is er nog steeds, achter de
oude polikliniek.
Godeffroy behoorde tot de notabelen der kolonie, en ontving veelvuldig hoge gasten op zijn
plantage. Het was een druk komen en gaan van Raden, Gouverneurs, zeekapiteins van
oorlogsschepen, en ook de gouverneur van Cayenne was er te gast.
De auteur John Gabriel Stedman, die in 1772 in de kolonie arriveerde, heeft Charles
Godeffroy niet gekend, maar raakte goed bevriend met Elisabeth Danforth. Hij is zeer over
haar te spreken en prijst haar plantage Alkmaar. Met name de waardige wijze waarop zij omgaat met de slavenbevolking werd door hem zeer bewonderd. Zij werd de beschermvrouwe van diens vriendin Joanna en hun zoontje John.
Stedman vertrok definitief in 1777, met achterlating van zijn gezin onder de hoede van
Elisabeth. In 1781 hield zij zijn zoontje John ten doop. Stedman heeft zijn zoon nooit weergezien. Hij vermeldt in zijn boek dat de jongen op jonge leeftijd is verdronken als zeeman.
1773 Elisabeth Danforth
Na Godeffroy’s dood erfde Elisabeth Danforth zijn bezittingen; de plantages en het grote
huis in Paramaribo waren niet met schuld bezwaard en waren een vermogen waard. Elisabeth
Danforth bestuurde de plantage Alkmaar zelf. In 1784 verkreeg zij de 3e consessie voor extra
grond achter de plantage (de 2e consessie achterland was in 1770 aan Godeffroy verleend).
Elisabeth Danforth (1715-1796) was voor de eerste maal gehuwd geweest met Abraham
Lemmers. (1729-1756). De familie Lemmers in Suriname was groot en bezat vele plantages.
Het is niet bekend hoeveel kinderen er in dit eerste huwelijk zijn geweest.Via de
kerkboeken in Bergen op Zoom (waar 1 van haar zoons naartoe emigreerde) is bekend dat er
tenminste 3 kinderen waren :
Abraham (1741-1803) gehuwd 1764 in Suriname met Elisabeth Catharina Klein (1747-1805)
Jacobus (?-?) gehuwd 1759 in Bergen op Zoom met Maria Catharina de Brauw
Elisabeth Johanna (1746-?) gehuwd 1765 in Suriname met Andreas Rijnsdorp (1744-?).
ca. 1811 suikerconversie
De plantage werd rond 1811 omgezet in een suikerplantage. De speculatie met koffieplantages, de
slechte prijs van de koffie, en de snelle uitputting van de grond waren hieraan debet. In die
jaren schakelden veel koffieplantages over op suiker. Omstreeks 1815 werd op Alkmaar één
van de allereerste stoommolens geïnstalleerd. In 1819 werd bijna 100.000 kg suiker
geproduceerd. (van Stipriaan, surinaams contrast, p. 111, p.174). Alkmaar groeide uit tot
waarschijnlijk de allergrootste plantage in Suriname. De eigenaren van de plantage waren de erfgenamen van Elisabeth Danforth.
1819 - 1825 de boedel W. P. van Panhuis , en de gebroeders Lemmers
De “gebroeders Lemmers” waren ongetwijfeld de kleinkinderen van Elisabeth Danforth.
De “boedel W.P. van Panhuis” was de erfenis van Alexandra Reynsdorp; zij was
waarschijnlijk een dochter van Elisabeth Johanna Lemmers en dus ook een kleindochter van
Elisabeth Danforth.
De militaire officier Willem Benjamin van Panhuis (1761-1816) was gehuwd geweest met
Alexandra Elisabeth Reynsdorp, kleindochter van een raad van civiele justitie in Suriname.
Hij bezocht Suriname voor het eerst in 1800, vanwege een erfeniskwestie. Hij hertrouwde in
1805 met Louise von Barckhaus-Wiesenhütten. Hij kwam in 1811, tijdens het Engelse
tussenbestuur, ten tweede male naar Suriname. Hij had er voor zover bekend geen officieele
functie. Hij woonde met zijn vrouw op de plantage Nut en Schadelijk, en verwierf omstreeks
die tijd het eigendom van de plantage Alkmaar. In 1813, na de eerste val van Napoleon,
retourneerde hij naar Nederland. In 1815, na de definitieve val van Napoleon, werd hij
benoemd tot gouverneur van Suriname. In 1816 arriveerde Van Panhuijs opnieuw in de
kolonie en nam het bestuur over. Van Panhuys is niet lang gouverneur geweest. Hij overleed reeds op 18 juli 1816 te
Paramaribo, en werd begraven in de Nieuwe Oranjetuin.
1828 - A. Ferrier en T. B. Barry
Alexander Ferrier esq. (1789-1848) was geboren in 1789 te Cardross, Dumbartonshire, in
Schotland. Alexander was samen met T.B. Parry eigenaar van de suikerplantage Alkmaar, met 504 tot slaaf gemaakten, en de kleinere plantage Frederiksdorp, eveneens aan de Commewijne.
Ferrier kreeg een relatie met Antoinette Johanna Kenswil, geboren op 19.06.1789 in Paramaribo. Antoinette Johanna is overleden na 1831 in Paramaribo, en was toen meer dan 42 jaar oud.
Kinderen van Alexander en Antoinette Johanna:
Mary Ferrier (1812 Par’bo – 1890 Par’bo) geh. Hendr. Sim. Abendanon
Philippina Ferrier (1812 Par’bo - ?)
Alexander Ferrier (1815 Paramaribo – 1848)
Robert Pearl Ferrier (1817 Paramaribo - ?)
William Ferrier (1819 Par’bo – 1834 Schotland)
Cadell Ferrier, (1820 Par’bo - ?)
Thomas Parry Ferrier (1822 Par’bo - ?)
Jane Ann Catherine Ferrier (1824 Par’bo – 1903) geh. William James Wilmans.
In 1824 had Ferrier een relatie met Bernadine Elisabeth van Eyck (1791-?), waaruit 1 zoon :
John Henry Ferrier (1825 Par’bo – 1876 Par’bo)
In 1829 of 1830 huwde Alexander te Glasgow met Margareth Pearson (1789-?), met wie hij
nog 4 kinderen kreeg. In 1835 remigreerde hij naar Schotland. Omstreeks 1840 retourneerde hij weer naar Suriname. Hij overleed er in 1848.
Ferrier’s partner Thomas Butler Parry werd in 1794 in Londen geboren. Hij overleed in 1843 in Paramaribo en werd op de N.O.T. begraven.
In 1847 gaf de plantage-directeur aan de Evangelische Broedergemeente toestemming, om op de plantage te prediken en te onderrichten.
1863 Emancipatie
De "tegemoetkoming" voor de 445 tot slaaf gemaakten van de plantage bedroeg f 118.500,-. De eigenaren waren de familie Barnett-Lyon te Paramaribo voor de helft, en de erven van Alexander Ferrier voor de andere helft. De 445 vrijverklaarde tot slaaf gemaakten ontvingen 127 familienamen, waaronder de nu nog bestaande namen Braaf, Cambridge, Fakkel, Keisrie, Russel, Staal, en Vreden.
1873–1894 Contractarbeid
De plantage Alkmaar heeft op bescheiden schaal contractarbeiders aangeworven. In totaal arriveerden 163 Brits-Indische contractanten op de plantage, de meesten in 1873 en 1874.
1894-Heden Gouvernementsvestigingsplaats
Op 1 october 1893 werd de gehele plantage door de overheid opgekocht om te dienen als
experimentele vestigingsplaats voor kleinlandbouwers. De grond werd daartoe verkaveld in
arealen van circa 1 2/3 ha. Centraal in het project was ruimte gereserveerd voor een gemene
weide, waar iedere pachter 1 koe mocht laten grazen. Brits-indische contractanten, die hun contract hadden uitgediend, kwamen voor de arealen in aanmerking. De gronden werden in erfpacht "kosteloos en voorgoed" uitgegeven. De overheid zorgde
voor het onderhoud van wegen, afwateringen, etc. Het moderne plaatsje Alkmaar was geboren.
Het experiment bleek een succes; in 1902 waren alle kavels bezet, en ook de gemene weide
was verkaveld. Maar de overheid was wel erg vrijgevig geweest om de gronden "kosteloos"
te verstrekken en zelf alle onderhoudskosten te dragen. Bij contractherziening werd dit niet
herhaald.
In 1908 waren er 699 pachters, die tezamen 20.000 kg cacao produceerden, 50.000 kg rijst,
en 57.000 bossen bananen en bacoves. Dat was 2 a 3 x zoveel als een “officiële” plantage.
Inmiddels was de oude plantagewoning, zoals deze te zien was op de aquarel van Van
Panhuijs, allang afgebroken. Er is geen enkel spoor van overgebleven, zelfs niet de fundering.
Het emplacement bestond nog. Volgens de verhalen van de bewoners is dit geleidelijk
gesloopt. Thans resteren er nog enkele verroeste stoomketels op de erven. Het interessantste
overblijfsel is de oude rijstpellerij, omstreeks 1910 opgezet om de padi van de
kleinlandbouwers te verwerken. Deze werd opgezet in een gebouwtje, dat bij nader inzien
een restant van de oude koffieloods blijkt te zijn.
1916 - Heden - Hindustaanse zending der EBGS
In 1916 werd door de Deense zendeling P. M. Legene een zendingspost opgericht voor het
werk onder de Hindustaanse contractanten. Hem werd een terrein ter beschikking gesteld op
het voorland van de plantage, grenzend aan Zorgvliet. Legene noemde het tehuis "Sukh
Dhaan" (geluksoord). De EBG verwierf een huis in de stad, demonteerde dit, waarna het op
de nieuwe post weer werd opgericht. Dit is het tegenwoordige "plantagehuis". In 1928 werd
een houten kerkje gebouwd.
Thans (1998) biedt het kinderhuis een toekomst aan ongeveer 50 kinderen. Alles ziet er
verzorgd en netjes uit. De houten kerk is vervangen door een aardige stenen kerk. De totale
bebouwing bestaat uit: 9 gebouwen
2003
Alkmaar is een lieflijk dorpje aan de rivier. Van het plantagetijdperk resteren slechts weinig
sporen. Wel zijn er waardevolle monumenten uit de eerste helft van de 20e eeuw.
Nog te vinden is:
- sluis oostzijde, vermoedelijk 18e eeuws
- massieve sluis in het midden van de plantage, 19e eeuw
- restant sluis westzijde (op de weg naar Zorgvliet)
- restant emplacement ; rijstpellerij in koffieloods
- graf Charles Godeffroij (1773)
- oude polikliniek naast het graf, in de stijl van Willem Eduard Sniphout, een bekende
architect uit het begin van de 20e eeuw.
- het kinderhuis, met diverse 20e eeuwse monumenten
- een groot gewelfd bakstenen waterreservoir nabij het kinderhuis
- een aardige gouvernementswoning, thans vervallen, 19e eeuw
- een klein gewelfd waterreservoir nabij deze woning.
Eigenaren 1745-1747: Jacobus Hengeveldt
1747-1773: Charles Godeffroy
1773-1796: Weduwe C. Godeffroy (Elisabeth Danforth)
1796-1819?: Erfgenamen Elisabeth Danforth
1819-1827?: Boedel W.P. van Panhuis 1/2 en Gebroed Lemmers 1/2
1827: Vrouw Lemmers
1828: H.W. Wilkens, Hz. n. ux.
1829-1848: A. Ferrier en T.B. Parry
1848: Weduwe T.B. Parry en weduwe A. Ferrier
1859: A. Ferrier en boedel T. B. Barry
1863: De erven A. Ferrier 3/4 en Barnett Lyon 1/4
1893: De Surinaamse staat
NB: De informatie op deze pagina is afkomstig uit vele bronnen, deze kunnen worden geraadpleegd op onze
bronnen pagina.