Plantages / O / Oranibo

Locatie
Commewijnerivier

Grootte
2469 akkers (1743)

Producten
Suiker

Omschrijving
(Ook wel gespeld als Oranjebo)
Voor 1671 stond Oranibo bekend als Merimato (of als Merimaca). In 1671 blijken J. Holms en Ian Holmes de eigenaren, verder zijn er geen bijzonderheden over deze personen. In 1686 heeft de familie Municx het bezit, het betreft een van de eerste Hollandse families die zich in Suriname vestigden. Uit kaarten uit die tijd, lijkt het erop dat vier gronden zijn samengevoegd tot wat Oranibo toen was. In 1737 wordt W. Enckhuysen genoemd als eigenaar en in 1743 wordt bij een inventaris zijn weduwe Anthonia Wilderlant genoemd als eigenaar. Ze is dan zelf net overleden. De inventaris bedoelt om de erfenis te regelen noemt Oranibo als suikerplantage van 2469 akkers, met een slavenmacht van 102 mensen. Het riet werd verwerkt met een beestenmolen.
In 1755 vind er wederom een inventaris plaats, deze keer is eigenaar Nicolaes van Enckhuysen overleden (vermoedelijk een zoon van W. Enckhuysen). De inventaris was nauwelijks veranderd: Oranibo was een suikerplantage met 101 tot slaaf gemaakten. Aan de Tempatie was er nog een grond van 1000 akkers, die aan de plantage behoorde. Het totale bezit werd getaxeerd op F 86.072,90, iets minder dan in 1743.
In 1757 brak in het nabijgelegen Tempatiegebied een grote opstand uit, die ertoe leidde dat de plantages in dat gebied voorgoed werden verlaten. Ten tijde van de opstand fungeerde Oranibo als het laatste strohalm van het bestuur van de kolonie van waaruit de opstand werd bestreden. Op 8 maart vertrok vanuit de plantage een grote expeditie met 150 blanken en een onbekend aantal lastdragers om de rebellen te bestreiden. Het was echter regentijd en de groep kwam maar moeizaam vooruit in het moerasgebied, terwijl ze intussen voortdurend met guerilla-aanvallen te maken kreeg. Uiteindelijk keerde de expeditie terug zonder resultaat te hebben geboekt.
In 1758 koopt Sara Lemmers het deel van de plantage dat ze niet bezit van de "Erven Jan Henrich Steinmetz". Hoe dit deelbezit is ontstaan is niet duidelijk. Rond die tijd verandert de plantage in een militaire post van de societeit.
Sara Lammers woonde bij haar dood in 1775 in het stenen herenhuis aan de Gravenstraat 10 en 12 (thans het bisschopshuis) en voerde een grote huishouding met 54 huisslaven.
In 1805, tijdens het engelse tussenbestuur, revolteerden de zwarte jagers van de posten Imotapi, Oranjebo en Mapane. De oorzaak was hun diepgaande ontevredenheid over hun behandeling door de blanke officieren. Zij doodden hun officieren, verenigden zich met 30 tot slaaf gemaakten van een nabije plantage, en trokken, nu 90 man sterk, naar de post Armina aan de Marowijne. De bezetting van deze post kwam eveneens in opstand en de post werd verwoest. Zij vestigden zich uiteindelijk in het gebied van de Njuka en erkenden het gezag van de Njuka granman. Het gouvernement stelde beloningen op de hoofden van hun leiders, maar zij zijn nooit uitgeleverd en konden in vrede bij de Njuka leven.
De plantage komt na deze tijd niet meer voor in de archieven.

Eigenaren
1671: J. Holms en Ian Holmes
1686: Familie Municx
1737-?: W. Enckhuysen
?-1743: Anthonia Wilderlant (weduwe W. Enckhuysen)
1743?-1755: Nicolaes van Enckhuysen
?-1758: Erven Jan Henrich Steinmetz en Sara Lemmers
1758-1775: Sara Lemmers (Weduwe Nicolaes van Enckhuysen)

NB: De informatie op deze pagina is afkomstig uit vele bronnen, deze kunnen worden geraadpleegd op onze bronnen pagina.